Directe instructie is een docentgestuurde manier van lesgeven. De docent is daarbij direct verantwoordelijk voor het leren van alle leerlingen. Om dat te realiseren zorgt hij voor helder zicht op activiteiten van de leerlingen, houdt hij toezicht op het verloop daarvan en geeft hij (veel) feedback op het leerproces en het leerresultaat. Dit alles vraagt van de docent veel overzicht. Directe instructie bestaat uit twee fasen voorafgaand aan de les en zes fasen tijdens de les. Die lesfasen hoeven in de lespraktijk niet in de beschreven volgorde voor te komen, maar zijn meestal wel te onderscheiden, zeker binnen een serie lessne. De lesfasen bepalen niet de kwaliteit van directe instructie, en evenmin de mate waarin de docent alle leerlingen (regelematig) weet te betrekken, en de mate waarin alle leerlingen de leerdoelen bereiken. Dat gebeurt door het realiseren van zes sleutelbegrippen gedurende de lesfasen.
Zes sleutelbegrippen:
- Juiste niveau van leerstof;
- Betekenis geven aan leerstof;
- Individuele aanspreekbaarheid;
- Zichtbaarheid van leren/denken
- Motivatie
- succes
- individuele aanspreekbaarheid
- kennis van resultaten
- betekenis kunnen geven
- interesse/veiligheid
- positieve benadering
Bij directie instructie zijn alle sleutelbegrippen belangrijk. Wij hebben de klemtoon echter gelegd op gebruik van de sleutelbegrippen tijdens de les
Geen opmerkingen:
Een reactie posten