Het onderwijsleergesprek veronderstelt een goede lesvoorbereiding en een sterke docentsturing bij het motiveren van de leerlingen daarvoor. Het met name bedenken van een goed geformuleerde vraag die gericht is op hogere-orde denken is essentieel. Het sleutelbegrip “juiste niveau” is hier relevant voor. Het onderwijsleergesprek veronderstelt geleide interactie waarbij en de leerstof en het leerproces van leerlingen centraal staan. Er is daarbij sprake van gedeelde verantwoordelijkheid (gedeelde sturing), activerend lesgeven.Er dient sprake te zijn van activiteit van alle leerlingen. Ze moeten allemaal participeren. Dat vraagt toepassing van een aantal belangrijke sleutelbegrippen. Het sleutelbegrip “individuele aanspreekbaarheid” kan gerealiseerd worden door willekeurig beurten te verdelen; het sleutelbegrip “zichtbaarheid” door regelmatig ook in kleinere groepen te werken en leerlingen daarin hardop te laten denken; het sleutelbegrip “veiligheid” door antwoorden van leerlingen te erkennen; het sleutelbegrip van “positieve afhankelijkheid” door de klas in woord en gebaar duidelijk te maken dat ze samen in staat zijn de vraag of het probleem op te lossen; het sleutelbegrip “directe interactie” door leerlingen zo neer te zetten dat ze elkaar kunnen zien en leerlingen te stimuleren zich tot elkaar te richten; het sleutelbegrip “sociale vaardigheden” door regels vast te stellen en regelematig reflecteren (door middel van een onderwijsleergesprek) op de manier van leren tijdens het onderwijsleergesprek. Met dat laatste wordt ook het sleutelbegrip “groepsprocessen” vorm gegeven.Docenten beantwoorden de vragen van leerlingen niet zelf, maar spelen deze aan de andere leerling door. Daarvoor is een doelgerichte docent nodig met overzicht en en zachte hand. De docent houdt daarbij de eigen vakinhoudelijke kennis tijdelijk achter. Hij beschouwt zichzelf meer als procesbewaker dan als informatiegever. De docent heeft een belangrijke voorbeeldrol bij het realiseren van een klimaat waarin discussie normaal is en de bijdrage van alle leerlingen worden gewaardeerd.
woensdag 24 augustus 2011
Directe instructie
Directe instructie is een docentgestuurde manier van lesgeven. De docent is daarbij direct verantwoordelijk voor het leren van alle leerlingen. Om dat te realiseren zorgt hij voor helder zicht op activiteiten van de leerlingen, houdt hij toezicht op het verloop daarvan en geeft hij (veel) feedback op het leerproces en het leerresultaat. Dit alles vraagt van de docent veel overzicht. Directe instructie bestaat uit twee fasen voorafgaand aan de les en zes fasen tijdens de les. Die lesfasen hoeven in de lespraktijk niet in de beschreven volgorde voor te komen, maar zijn meestal wel te onderscheiden, zeker binnen een serie lessne. De lesfasen bepalen niet de kwaliteit van directe instructie, en evenmin de mate waarin de docent alle leerlingen (regelematig) weet te betrekken, en de mate waarin alle leerlingen de leerdoelen bereiken. Dat gebeurt door het realiseren van zes sleutelbegrippen gedurende de lesfasen.
Zes sleutelbegrippen:
- Juiste niveau van leerstof;
- Betekenis geven aan leerstof;
- Individuele aanspreekbaarheid;
- Zichtbaarheid van leren/denken
- Motivatie
- succes
- individuele aanspreekbaarheid
- kennis van resultaten
- betekenis kunnen geven
- interesse/veiligheid
- positieve benadering
Bij directie instructie zijn alle sleutelbegrippen belangrijk. Wij hebben de klemtoon echter gelegd op gebruik van de sleutelbegrippen tijdens de les
Zes sleutelbegrippen:
- Juiste niveau van leerstof;
- Betekenis geven aan leerstof;
- Individuele aanspreekbaarheid;
- Zichtbaarheid van leren/denken
- Motivatie
- succes
- individuele aanspreekbaarheid
- kennis van resultaten
- betekenis kunnen geven
- interesse/veiligheid
- positieve benadering
Bij directie instructie zijn alle sleutelbegrippen belangrijk. Wij hebben de klemtoon echter gelegd op gebruik van de sleutelbegrippen tijdens de les
vernieuwing in de kunstvakken
Scenario 1 Veel blijft hetzelfde
Het eerste scenario blijft dicht bij de bestaande traditionele situatie. Vakken blijven vakken
en de daarbij horende docenten blijven op het rooster staan. De samenhang vindt
plaats door afstemming; leraren maken afspraken om lesstof op elkaar af te stemmen en
maken afspraken over de wijze waarop het programma wordt aangeboden.
Scenario 2 Samenhang via projecten
In het tweede scenario ontstaat samenhang door vakoverstijgende projecten. Docenten
van verschillende vakken werken op vaste tijden in het rooster samen aan een bepaald
thema.
Meerdere vakken zullen dus verantwoordelijk zijn voor de invulling van een project.
Gezocht wordt naar gedeeltelijke integratie van het programma.
Scenario 3 Samenhang via integratie
Bij scenario 3 scholen worden vaste patronen doorbroken. Docenten gaan werken binnen
kernteams, er wordt ruimte ingeroosterd voor blokuren en de kernteams zijn gezamenlijk
verantwoordelijk voor de invulling van het onderwijsprogramma binnen een leergebied.
De afzonderlijke disciplines worden binnen het leergebied geïntegreerd aangeboden.
Scenario 4 Alles wordt anders
Bij deze scholen gaat het traditionele onderwijs op de schop. Het onderwijs wordt georganiseerd
vanuit de leerling. Leerlingen kiezen hun eigen leerinhouden. De school kiest
daarbij zelf hoe het zijn onderwijs vorm wil geven en vele vormen zijn dus mogelijk.
Bijvoorbeeld: de roosters kunnen verdwijnen, lessen worden modules, leerlingen schrijven
zich zelfstandig in voor modules, leergebieden worden naar eigen inzichten ingericht en
klaslokalen worden vervangen door leerpleinen. Slechts een paar scholen in Nederland
passen binnen dit scenario.
Kerndoelen onderbouw: moeten leerlingen van de bovenbouw aan voldoen.
Eindtermen bovenbouw: over examens en de inhoud daarvan.
In augustus 2006 worden de nieuwe kerndoelen voor de onderbouw van kracht, in 2007
volgen de geglobaliseerde examenprogramma’s voor havo en vwo. Veel scholen zijn al
actief met een herontwerp voor de onderbouw, en het is inmiddels wel duidelijk dat er
ook voor de kunstvakken veel gaat veranderen. Niet alleen zijn er nieuwe kerndoelen,
maar de wijze van lesgeven verandert mee. Niet alleen het wat verandert, maar ook het
hoe. De kunstvakken worden meer in samenhang aangeboden, steeds vaker in de vorm
van een leergebied. Leerlingen worden geacht zelfstandiger te gaan werken, en zich te
oriënteren op het brede terrein van kunst en cultuur.
De programma’s voor de bovenbouw van havo en vwo zijn geglobaliseerd. Voor de
kunstvakken heeft dat inhoudelijk geen erg grote consequenties, maar toch verandert erbij bijna alle vakken wel wat aan inhoud en adviestabel.
Het eerste scenario blijft dicht bij de bestaande traditionele situatie. Vakken blijven vakken
en de daarbij horende docenten blijven op het rooster staan. De samenhang vindt
plaats door afstemming; leraren maken afspraken om lesstof op elkaar af te stemmen en
maken afspraken over de wijze waarop het programma wordt aangeboden.
Scenario 2 Samenhang via projecten
In het tweede scenario ontstaat samenhang door vakoverstijgende projecten. Docenten
van verschillende vakken werken op vaste tijden in het rooster samen aan een bepaald
thema.
Meerdere vakken zullen dus verantwoordelijk zijn voor de invulling van een project.
Gezocht wordt naar gedeeltelijke integratie van het programma.
Scenario 3 Samenhang via integratie
Bij scenario 3 scholen worden vaste patronen doorbroken. Docenten gaan werken binnen
kernteams, er wordt ruimte ingeroosterd voor blokuren en de kernteams zijn gezamenlijk
verantwoordelijk voor de invulling van het onderwijsprogramma binnen een leergebied.
De afzonderlijke disciplines worden binnen het leergebied geïntegreerd aangeboden.
Scenario 4 Alles wordt anders
Bij deze scholen gaat het traditionele onderwijs op de schop. Het onderwijs wordt georganiseerd
vanuit de leerling. Leerlingen kiezen hun eigen leerinhouden. De school kiest
daarbij zelf hoe het zijn onderwijs vorm wil geven en vele vormen zijn dus mogelijk.
Bijvoorbeeld: de roosters kunnen verdwijnen, lessen worden modules, leerlingen schrijven
zich zelfstandig in voor modules, leergebieden worden naar eigen inzichten ingericht en
klaslokalen worden vervangen door leerpleinen. Slechts een paar scholen in Nederland
passen binnen dit scenario.
Kerndoelen onderbouw: moeten leerlingen van de bovenbouw aan voldoen.
Eindtermen bovenbouw: over examens en de inhoud daarvan.
In augustus 2006 worden de nieuwe kerndoelen voor de onderbouw van kracht, in 2007
volgen de geglobaliseerde examenprogramma’s voor havo en vwo. Veel scholen zijn al
actief met een herontwerp voor de onderbouw, en het is inmiddels wel duidelijk dat er
ook voor de kunstvakken veel gaat veranderen. Niet alleen zijn er nieuwe kerndoelen,
maar de wijze van lesgeven verandert mee. Niet alleen het wat verandert, maar ook het
hoe. De kunstvakken worden meer in samenhang aangeboden, steeds vaker in de vorm
van een leergebied. Leerlingen worden geacht zelfstandiger te gaan werken, en zich te
oriënteren op het brede terrein van kunst en cultuur.
De programma’s voor de bovenbouw van havo en vwo zijn geglobaliseerd. Voor de
kunstvakken heeft dat inhoudelijk geen erg grote consequenties, maar toch verandert erbij bijna alle vakken wel wat aan inhoud en adviestabel.
Abonneren op:
Posts (Atom)